Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9920

Datum uitspraak2000-12-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers00/665 VV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 29 Huursubsidiewet vormt op zichzelf geen grond om een bijdrage te weigeren, maar verplicht verweerder tot verificatie van de verstrekte gegevens. Weigering bijzondere bijdrage in de huurlasten wegens een acute inkomensdaling omdat de door verzoekster opgegeven woonsituatie niet overeenkomt met de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie en zij daardoor niet aan de voorwaarden van de Vangnetregeling huursubsidie voldoet. Verweerder stelt daartoe dat blijkens de basisadministratie verzoeksters zoon, anders dan zij heeft aangegeven, nog steeds op haar adres staat ingeschreven. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar zoon sedert augustus 2000 niet meer bij haar in huis woont, maar dat hij zich nog steeds niet heeft laten uitschrijven bij de afdeling bevolking van de gemeente. De president overweegt dat art. 29 Huursubsidiewet, waarop verweerder de afwijzing heeft gegrond, geen grond is om de bijdrage te weigeren, maar verweerder verplicht onderzoek te doen naar de juistheid van de gegevens en tot verificatie van de verstrekte gegevens in de Gemeentelijke basisadministratie. Indien stellig en overtuigend is gebracht dat de verstrekte gegevens juist zijn mag van een bestuursorgaan op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel worden verwacht dat wordt nagegaan of die gegevens ook juist zijn. I.c. voldoende aannemelijk dat de verstrekte gegevens juist zijn. Schorst het bestreden besluit. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder. mr. T. Damsteegt (president)


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG President, rechtsprekend in Bestuursgeschillen Reg.nr.: 00/665 VV Uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening) inzake: A wonende te B, verzoekster, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder. 1. Feiten en procesverloop. Verzoekster heeft verweerder met een aanvraag van 27 oktober 2000 verzocht om een bijdrage op grond van de Vangnetregeling Huursubsidie. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 10 november 2000 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft zij de president op 21 november 2000 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is op 8 december 2000 behandeld ter zitting. Verzoekster is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.A. van Ballegooijen, gemeenteambtenaar. 2. Gronden. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover daarbij de toetsing door de president meebrengt dat het geschil in de bodempro-cedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de president daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure. Op grond van hoofdstuk 4A (artikelen 26a t/m 26f) van de Huursubsidiewet (hierna: Hsw) kennen burgemeester en wethouders in gevallen van een acute inkomensdaling die niet door de reguliere huursubsidie wordt gecompenseerd een bijzondere bijdrage in de huurlasten toe. Ter invulling van hoofdstuk 4A is vastgesteld het Besluit vangnetregeling huursubsidie (besluit van 20 mei 1998, Stb. 1998, 321, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 augustus 1998, Stb. 1998, 540). Ingevolge artikel 26c, zevende lid, van de Hsw is onder meer artikel 29 van de Hsw van overeenkomstige toepassing op aanvragen om een bijzondere bijdrage. Artikel 29, eerste lid, van de Hsw bepaalt dat burgemeester en wethouders de juistheid en volledigheid van de bij de aanvraag verstrekte gegevens en bescheiden onderzoeken. Ingevolge de tweede volzin moeten zij tevens onderzoeken of de personen die in de aanvraag als bewoners van de woning worden vermeld als zodanig staan ingeschreven in de gemeen-telijke basisadministratie persoonsgegevens, en of in die administratie geen andere personen als bewoner van de woning staan ingeschreven. Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster afgewezen omdat de door haar opgegeven woonsituatie niet overeenkomt met de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie en zij daardoor niet aan de voorwaarden van de Vangnetregeling huursubsidie voldoet. Verweerder stelt daartoe dat blijkens de basisadministratie verzoeksters zoon X in tegenstelling met de door verzoekster op het aanvraagformulier verstrekte gegevens op respectievelijk 3 oktober 2000 en 10 november 2000 nog steeds op het adres van verzoekster was ingeschreven. Verzoekster voert aan dat haar zoon X reeds sinds augustus 2000 niet meer bij haar in huis woont, maar dat hij zich nog steeds niet heeft laten uitschrijven bij de afdeling bevolking van de gemeente. Verzoekster heeft dringend behoefte aan een bijdrage in de huurlasten omdat haar inkomen dermate laag is dat zij de huur niet kan betalen. De president overweegt als volgt. Verweerder heeft de afwijzing gegrond op artikel 29 Hsw. Dit artikel is op zichzelf geen grond om de bijdrage te weigeren. Het artikel verplicht burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de juistheid van de gegevens en tevens de door de aanvrager verstrekte gegevens te verifiëren in de Gemeentelijke basisadministratie. Bij discrepantie tussen de verstrekte gegevens en die in de basisadministratie kan dat leiden tot de conclusie dat geen bijdrage kan worden verleend maar dat is niet de noodzakelijke conclusie. Immers wanneer sprake is van een dergelijke discrepantie en tevens door de aanvrager stellig en overtuigend wordt ingebracht dat de verstrekte gegevens juist zijn mag van burgemeester en wethouders overeenkomstig de van een bestuursorgaan te verlangen zorgvuldigheid ver-wacht worden dat zij nader onderzoek doen en anderszins trachten na te gaan of die gegevens juist zijn. Naar het oordeel van de president is verweerder daarin in dit geval te kort geschoten, mede gelet op het navolgende. De president constateert dat ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster haar zoon X eind juli 2000 het huis heeft uitgezet, dat hij zijn eigendommen heeft meegenomen en dat hij sindsdien elders op twee verschillende adressen heeft verbleven. Voorts is ook voldoende aannemelijk dat X tot op heden niet bereid is gebleken om zijn adreswijziging door te geven aan de Afdeling Bevolking van de gemeente. Nu door het vertrek van verzoeksters zoon zijn inkomen is weggevallen kan er, mede gelet op de inkomensgegevens in de stukken, van worden uitgegaan dat verzoekster voldoet aan de voor een bijzondere bijdrage vereiste voorwaarde van een plotselinge inkomensachteruitgang in de zin van de Vangnetregeling. Gelet op het vorenstaande bestaat de verwachting dat het besluit bij heroverweging op het bezwaar niet in stand zal blijven. De president ziet hierin aanleiding tot het schorsen van het bestreden besluit en het treffen van de na te noemen voorlopige voorziening. 3. Uitspraak. De president van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg, schorst het bestreden besluit tot de datum van de bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift; treft de voorlopige voorziening dat aan verzoekster voorschotten worden verstrekt als ware haar een bijzondere bijdrage in de huurlasten op grond van de Vangnetregeling huursubsidie toegekend en wel met ingang van 11 december 2000 voor het vierde kwartaal van 2000 en voor het eerste kwartaal van 2001 tot aan de datum van de bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift; bepaalt dat de gemeente Schouwen-Duiveland aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van f. 60,- (zestig gulden) vergoedt. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2000 door mr. T. Damsteegt als president, in tegenwoordigheid van mr. J. M. Bins-Scheffer als griffier. Griffier, President, Afschrift verzonden op: